Catherine Malabou Wat te doen met ons brein?

Uitg. Boom, Amsterdam 2011, 156 blzz. ISBN 978 94 6105 495 1


Catherine Malabou (1959) is een van de belangrijkste 'nieuwe Franse filosofen'. Zij publiceerde o.a. L’avenir de Hegel (1996). Het voorliggende boek is de vertaling van Que faire de notre cerveau? (2004). Jeanne Holierhoek ontving voor dit vertaalproject een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds en een stipendium voor een verblijf in het Europäisches Übersetzerkollegium in Straelen, Duitsland, van de Kunststiftung NRW te Düsseldorf.

Dit boek verdient met recht alle aandacht. Het is immers ongelooflijk belangrijk, dat de boodschap ervan op hoog niveau wordt gehoord. Met een variant op de titel van het beroemd geworden boek Consciousness Explained (1991) van Daniel Dennett wil Malabou namelijk niet zozeer proberen het bewustzijn uiteen te zetten, maar tevens het in te zetten voor een andere, een betere maatschappij dan de huidige kapitalistische. Dit doet zij door een nauwkeurige beschrijving te geven van de inzichten in het functioneren van ons brein. Zij wijst erop, dat dit brein niet alleen flexibel is en zich daardoor aanpast aan bestaande situaties, maar ook plastisch. De plasticiteit van het brein speelt op drie niveaus: 1. in het vermogen tot modelleren van neurale verbindingen (het embryo), 2. In het vermogen tot veranderen ervan (dat de synaptische effectiviteit levenslang beïnvloedt) en 3. in het vermogen tot herstel na opgelopen beschadigingen (postlesionale plasticiteit). Het traditionele beeld van een machinaal functionerend brein zonder autonomie, zonder buigzaamheid, zonder ontwikkeling staat volgens Malabou nergens meer voor. Ons brein is voor een belangrijk deel wat wij ermee doen. Ter staving van haar betoog beroept zij zich op moderne neurologen als Marc Jeannerod (Le cerveau intime) en de Canadees Donald Olding Hebb (1904-1985 - The Organization of Behaviour - 1949).

De essentie van wat wij zijn ligt als synaptische interacties opgeslagen in verschillende cerebrale systemen en tussen die systemen in. Malabou levert kritiek op Henri Bergsons Matière et mémoire (1921), waarin de hersenen metaforisch worden voorgesteld als een telefooncentrale met in- en uitgaande berichten: er wordt niets toegevoegd. Het moderne standpunt is echter, dat het brein geen centrum is, maar een landschap van netwerken, geestesgesteldheden: de hersenen en de wereld zijn aan elkaar gelijk. Hier doemt het beeld op van de noösfeer, dat we ook zien bij filmers als Alain Resnais (L'image temps) en Kubrick (Je t'aime, je t'aime; Mon oncle d'Amérique en 2001: A space Odyssey). De plasticiteit van de tijd staat in onze hersenen gegrift, en wij zien het niet, omdat het onze tijd, onze wereld is. Wij maken te weinig gebruik van deze plasticiteit om de wereld te veranderen, is de boodschap. We leunen te sterk op ons gemak, de flexibiliteit van de aanpassing aan deze kapitalistische wereld. We zien het verband niet tussen de psychische en sociale kwalen. We vertonen, om met Alain Ehrenberg te spreken La fatigue d'être soi (1998): we zijn te moe om onszelf te worden.

De vraag wat te doen met ons brein betekent dan ook "de mogelijkheid onder ogen te zien om nee te zeggen tegen een erbarmelijke cultuur op politiek, economisch terrein, maar ook in de media die uitsluitend de triomf van de flexibiliteit verheerlijkt, plechtig bevestigt dat de heerschappij in handen is van gehoorzame individuen, die geen andere verdienste hebben dan dat zij in staat zijn om met een glimlach het hoofd te buigen" (p. 124). Of om met de Sloveense filosoof en criticus van het kapitalisme Slavoj Žižek (geb. 1949) te spreken: "Niet alleen is ons brein gesocialiseerd, ook is de maatschappij zelf in ons brein genaturaliseerd" (The Parallax View, Cambridge MA, mit, 2006).

Wat ons mensen derhalve te doen staat is "inwerken op de verbindingen, veranderingen aanbrengen in de synaptische effectiviteit, de energie op een andere manier laten circuleren, schuiven met krachtsverhoudingen. Kunst, boeken, nieuwsgierigheid […] aandacht voor de ander, […] de weigering om te volgen, om te gehoorzamen […]. Tussen biologie en politiek is zich een nieuwe verhouding aan het ontwikkelen". Zo beëindigt Catherine Malabou haar Nawoord (p. 153) geheel conform de denkbeelden over evolutie van Teilhard de Chardin (1881-1955). Henk Hogeboom van Buggenum