Rex Brico: De Odyssee van een Journalist - Een levensverhaal over pers, religie en homoseksualiteit

Uitg. Ten Have, sept. 2012, ISBN 978 90 259 0146 2, Prijs € 22,95, 375 blzz.


Rex Brico, in 1928 geboren te Amsterdam, vertelt boeiend over de sfeer van het katholicisme, waarin hij thuis werd opgevoed, over zijn activiteiten voor de katholieke Actie (KA) in de jaren 1950, zijn gymnasiumopleiding bij de jezuïeten, zijn eerste stappen op weg naar het schrijverschap (maandblad Knots), zijn studie in Wenen, zijn emigratie naar Australië, waar hij de naam van zijn moeder 'Brico' aanneemt' en staatsburger wordt; over zijn contacten met en bezoeken aan zijn beroemde Amerikaanse nicht Antonia Brico, de eerste vrouwelijke dirigent die door Eduard van Beinum zelfs werd voorgedragen voor het Concertgebouworkest en een band had met Albert Schweitzer. Hij vertelt over zijn studie aan de Musikakademie in Wenen, zijn depressies in samenhang met reacties op hem als homoseksueel, zijn mislukte zelfmoordpoging, de psychiatrische behandeling met elektroshock, waardoor hij levenslang rugpatiënt werd. We lezen hoe ons land in 1955 met 7 miljoen inwoners veel te vol was, en de staat de reis van emigranten naar Australië betaalde; hoe Brico de prestaties van de Nederlandse sporters tijdens de Olympische Spelen in 1956 te Melbourne zou verslaan, wat niet doorging omdat het IOC deze vanwege de inval van de Russen in Hongarije terugtrok. Brico vertelt hoe hij dan als journalist wordt aangenomen bij de Sydney Daily Telegraph, een krant die hem op free-lancebasis in 1959 voor reportages naar Europa zendt. Hij reist dan in het kielzog van een Braziliaans dansgezelschap, dat onder directie staat van de secretaris van Stefan Zweig, die met zijn vrouw in 1959 in Argentinië zelfmoord had gepleegd. Rex Brico belandt in Keulen en "voelt zich pas lekker tussen mensen die de grenzen van het betamelijke opzochten" (p.120); hij wordt er leraar aan de Berlitzschule, laat zich als Australisch correspondent accrediteren bij de Bundestag, het Duitse parlement in Bonn. Bij een van zijn vele kroegtochten ontmoet hij een mooie jongen, die hij voortaan James Dean zal noemen, naar de filmster. Met hem leeft hij samen en keert hij in 1960 terug naar Australië, waar hij boeiend werk vindt als verslaggever voor migranten. Als zijn vriend daar in 1964 met een vrouw gaat trouwen, besluit Rex Brico Australië te verlaten en neemt de boot naar Southhampton. Na een verblijf in Engeland waar hij enkele toneelstukken schrijft, waarvoor ook vanuit Toneelgroep Centrum bij mensen als Egbert van Paridon, Guus Hermes en Hans Roduin belangstelling bestaat, keert hij in 1967 definitief naar Nederland terug. Hij krijgt een baan bij Elsevier en neemt daar in 1971 zelfs de portefeuille 'Geestelijke stromingen' over van Michel van der Plas.

Rex Brico trof een totaal ander katholiek Nederland aan dan hij vanaf zijn jeugd gekend had. "Bij de Nederlandse katholieken waren tussen 1965 en 1971 maar liefst 25.000 priesters uit het ambt getreden en moesten kerken, bestemd voor 800 gelovigen het op zondag soms doen met 17 kerkgangers"(p. 230). Hij werpt zich op de bestudering van theologische en cultuurfilosofische boeken en weet boeiende reportages te schrijven over mensen die toen in het middelpunt van de ontwikkelingen op dit gebied stonden en die hem persoonlijk raakten. Uitvoerig lezen we over zijn ontmoetingen met Marga Klompé (hfst. 5, p. 53-58), de bisschoppen Simonis, Gijsen, Alfrink en Huibers (hfdst. 7, p. 70-83), de joodse geleerden David Flusser en Scholom ben-Chorin in Jeruzalem, en Pinchas Lapide in Frankfurt (p. 106 e.v.), de Amerikaanse theologen Rose Radford Ruether en Marcus Borg (p.111 ev.), de oprichter van de leefgemeenschap in het Franse dorp Taizé, frère Roger, en met moeder Teresa in Calcutta (hfdst. 11, p.135-159). In hoofdstuk 13 over 'godsbeelden' gaat Brico uitvoerig in op de mystiek van de karmeliet Frits Tillemans, van Bruno-Paul de Roeck, van Bruno Borchert en naar aanleiding van het boek van Hélène Nolthenius op die van Franciscus. Ook de procesfilosofie van Alfred North Whitehead en de geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola komen langs. Hoewel Brico zegt door velen op zijn pad geraakt te worden, is het uiteindelijk resultaat, dat zijn godsbeeld definitief wordt afgebroken. Toch blijft het zoeken naar God hem bezighouden, en het is dan ook niet verwonderlijk, dat hij zeven jaar na zijn pensionering en zeven jaar "na het afkicken van God" (p. 361) besluit om Teilhard de Chardin te gaan herlezen. Over hem had hij al cover stories geschreven in 1980 en 1986 (zie hieronder p. 06-15). Nu wijdt hij aan hem de laatste bladzijden van dit uitermate boeiende boek. HvB