Hamed Abdel-Samad: De ondergang van de islamitische wereld – Een prognose

Uitg. Contact, A'dam/Antwerpen 2011, ISBN 978902543657 5, 222 blzz., € 21,95


Het toeval wil, dat ik tijdens de bekendwording van de aanslagen door Anders Breivik in Oslo met dit boek bezig ben en op de laatste bladzijde de tekst lees: "De talrijke zonden van het Westen en de tekortkomingen van de islamitische wereld van de afgelopen eeuwen zullen elkaar opnieuw op asymmetrische wijze tegenkomen en in de ogen kijken. Als de islamitische wereld inderdaad ten onder zou gaan, zou ook de voorspelling van Oswald Spengler over de ondergang van het avondland bewaarheid kunnen worden. Dat is de keerzijde van de globalisering. Er staan ons aan weerszijden van de Middellandse Zee zware tijden te wachten, en onze tijd raakt op."

Even later kijk ik naar het filosofisch kwartet , waarin uitvoerig wordt gesproken over het vertrouwen van de burger in de rechtstaat en men tot de conclusie komt, dat dit staat of valt met de wijze waarop het individu zich geaccepteerd weet en zich in zijn uniciteit kan ontplooien. De panelleden zijn het erover eens, dat na het verdwijnen van de 'zuilen' wel een gemis moet worden geconstateerd aan een 'gemeenschappelijk' verhaal waarin alle burgers zich zouden kunnen herkennen en waarop de politiek zou kunnen inspelen. Dat dit 'verhaal' niet gezocht moet worden bij partijen als de PVV, die het beginsel van 'uitsluiting' in plaats van dat van 'inclusief denken' propageren, mag na Oslo duidelijk zijn.

De schrijver Hamed Abdel-Samad (geb. 1972 in Egypte) is de zoon van een imam, aan wie hij zijn boek opdraagt met de woorden: "Ik heb me van het geloof tot een weten bekeerd" (p. 05). Door de ervaringen met het onderwijs en de familieverbanden in Egypte en zijn studie politicologie en verblijf in Duitsland wijs geworden, is hij ervan overtuigd, dat het Westen een verkeerd beeld heeft van de islam. De islam is niet in opmars in Europa en Noord-Amerika. Integendeel. Zij is in het defensief. De moslims hebben door hun contact met het Westen een schuldgevoel ontwikkeld ten opzichte van hun eigen cultuur. Deze is na een aanvankelijke bloeiperiode verstard, niet meegegroeid met de moderne tijd. Het gemis aan eigenwaarde proberen de moslims te compenseren met het trots uitdragen van een geloof, dat in vele opzichten de lading niet meer dekt. Twee islamitische bewegingen zijn er volgens de schrijver in geslaagd hun radicale ideologieën overal in de Arabische wereld te verankeren: de Saoedische wahabieten en de Egyptische moslimbroederschap. Uit een bondgenootschap ervan ontstond in Afghanistan Al-Qaida. Zij transporteren gezamenlijk niet alleen de jihad via hun wereldwijd gesteunde scholen en satellietzenders, maar ook hun onverzoenlijk mens-, maatschappij en vrouwbeeld. Maar deze bewegingen omvatten niet de gehele islam. Abdel-Samad gaat ook uitvoerig in op het verschil tussen moslims in landen buiten Saoedie- Arabië, zoals Indonesië, en op dat tussen soennieten en sjiïeten, op denkers zoals Tariq Ramadan en Fethullah Gülen (p. 174) en schrijvers als Seyran Ates (p. 147) die naar modernisering streven.

Maar … zo schrijft hij (p. 185): Precies daarin zie ik het grootste probleem van de islamitische immigranten in Europa en Noord-Amerika. In plaats van de vrijheid te benutten om zich van het autoritaire denken en de machtsaanspraken te ontdoen en in Europa een nieuwe theologie op basis van het verstand te laten ontstaan, gebruiken ze democratische middelen om in de democratie te infiltreren. Zo strijden ze in Canada en in Groot Brittannië al jarenlang voor de invoering van de sharia. Ze importeren daarmee het verouderde denken van hun geboorteland, vriezen het in in het vriesvak van hun traditie en noemen het vervolgens 'identiteit'. De betekenis van religie wordt dan voor hen vaak groter dan in het land van herkomst. Immers, in den vreemde biedt deze hun een identiteitszekerheid, geborgenheid en troost. "Het enthousiasme voor een westerse levenswijze en de aantrekkingskracht van westerse consumptiegoederen leiden in combinatie met de religieus-ideologische indoctrinatie en het zich afkeren van de tijdgeest tot een explosieve mix, die het terrorisme vleugels geeft en die ik (Abdel-Samad) als de hoofdreden voor de ondergang van de islamitische wereld zie. […] Men mag niet vergeten, dat bij de ruim 14.000 door islamisten uitgevoerde terreuraanslagen van de afgelopen jaren de overgrote meerderheid van de slachtoffers uit moslims bestond" (p. 192/193). "Voor mij (Abdel-Samad) betekent een hervorming, dat de ketting die het starre systeem omspant, moet worden opengebroken. Deze ketting bestaat uit het vastgeroeste stambewustzijn, de religieuze gezagsgetrouwheid, de leugenachtige seksuele moraal en het ondoelmatige onderwijs, dat verouderde denkstructuren in stand houdt" (p. 198).

Omdat hij waarschijnlijk ook de verminderde aantrekkingskracht van het christendom door de leegloop van kerken in Duitsland heeft geconstateerd en geen weet heeft van moderne theologische stromingen gebaseerd op de procesfilosofe van Alfred North Whitehead en op de evolutieleer van Pierre Teilhard de Chardin, komt hij tot zijn uitspraak: "Daarom zie ik de verzoening van de islam met het atheïsme als laatste kans". Hij weet hieraan zelfs een natuurkundig tintje te geven (p. 200).

Zoals Abdel-Samad hoop put uit de invloed van Facebook op de jongeren in de Arabische landen en van een populaire blog op internet van de 'Vereniging van Arabische atheïsten', die de polarisatie in de Arabische landen aanwakkeren (p. 204), zo waag ik de hoop uit te spreken, dat uit de reacties op de aanslagen in Oslo het bewustzijn zal groeien, dat het 'uitsluiten' van groepen mensen op grond van welke beginselen ook, funest is voor hun zelfbeeld en daarmee onze eigen positie ondergraaft.

Het boek van Abdel-Samad geeft veel te denken, juist in deze tijd. Ik raad het u dan ook van harte aan. HvB